Het definitieve gebit van honden bestaat uit 42 tanden. In elke kaakhelft telt het 3 snijtanden (Incisivi, I), één hoektand (Caninus, C) en 4 premolaren ofwel knipkiezen (Premolaren, P). In de bovenkaak zijn er bovendien twee, in de onderkaak 3 molaren of knobbelkiezen (Molaren, M). De grote P4 in de bovenkaak en de M1 in de onderkaak worden de scheurkiezen genoemd.
Grafisch uitgedrukt is de tandformule van volwassen honden:
Het melkgebit van honden bevat 28 tanden. De P1 en de molaren hebben geen melktandvoorganger. De melktanden worden in tandformules meestal met een kleine letter aangeduid, de tandformule is als volgt:
De tandwisseling vindt vanaf de vierde maand plaats. Tijdens de tandwisseling kan bij de pup, net als bij kinderen, tandpijn ontstaan. Pups zullen in deze periode daarom vaak op allerlei dingen knagen.