Het Shiba Inu hondenras als je al zo ver bent, heb je waarschijnlijk je eerste glimp opgevangen van een Shiba. Het kan zijn geweest op een hondenshow, wandelen in het park, of gewoon een foto in een boek. Leuk he? De Shiba is waarschijnlijk een van de meest universeel aantrekkelijke van alle rassen.
Algemeen beeld
raskenmerken:
De Shiba is een hond die erg bezig is met zijn eigen mensen, lief is en tegelijk wel een duidelijke opvoeding nodig heeft. De Shiba Inu is een kleine hond, goed in verhouding. Met een goed ontwikkelde partij botten en spieren. Hij is levendig met een lichte en mooie gang.
Karakter:
De Shiba is een vrolijke, speelse hond met een innemend voorkomen. Hij is super intelligent, behendig, en heel lichtvoetig in zijn bewegingen. Karaktereigenschappen die de meeste Shiba’s typeren zijn zijn onuitputtelijke nieuwsgierigheid, leergierigheid, een enorme doses eigenwijsheid, en een niet te onderschatten passie voor jagen. Bovendien is hij een zeer zelfstandig dier. Al met al mooie eigenschappen, maar wel een gegeven dat je, zoals dat zo mooi heet, “iets met deze ‘oerhond’ moet doen”.
Lichamelijke beweging:
Ze zijn graag in beweging en een wandeling vinden ze altijd leuk. Ga eens als je het zelf ook leuk vind naar shows met de Shiba. Kijk voor meer informatie eens op internet.
Verzorging:
Ze hebben een flinke haar partij waardoor je flink met ze bezig zal zijn. Maandelijks een flinke kam beurt is zeker geen overbodige luxe. 2 maal per jaar is de Shiba Inu in de rui dus neem dan zeker de tijd om ze van die flinke haarpartij te verlossen.
Omgang met kinderen:
Ze zijn lief voor kinderen.
Uiterlijke kenmerken
lichamelijke bouw:
De rug is rechr en stevig, de lendenen breed en gespierd. De borstkas is goed diep met matig gewelfde ribben. De buiklijn is opgetrokken.
Kleur:
De kleuren zijn rood, black-tan, sesam, zwart sesam, en rood sesam.
Schofthoogte:
reutjes worden gemiddeld 40 cm. teefjes worden gemiddel 37 cm.
Oren:
Relatief klein, driehoekig, licht naar voren hellend en goed recht opstaand.
Vacht:
De bovenvacht is hard en recht, de ondervacht is zacht en dicht. Op de staart is de vahct iets langer en uitstaand.
Staart:
Hoog aangezet, dik en stevig opgerold of in een boog gedragen. Het uiteinde raakt bijna tot het spronggewricht als de staart naar beneden word gestrekt.