De samojeed is een witte poolhond met een dichte vacht. Ze hebben een elegante verschijning en beweging, en met een karakter dat vriendelijk is tegen alle mensen. Maar tegelijk staat hij ook dicht bij de natuur.
Algemeen beeld
Raskenmerken:
Een elegante witte poolhond van gemiddelde afmetingen, die in z’n verschijning kracht, uithoudingsvermogen, char-me, lenigheid, waardigheid en zelfvertrouwen uitstraalt. De gelaatsuitdrukking, de zogenaamde samojeden-glimlach, is een combinatie van de vorm en de plaatsing van de ogen en de licht oplopende mondhoeken.
Karakter:
Vriendelijk tegen alle mensen en andere dieren, zonder een doetje te zijn. Ze kunnen hartstochtelijk knuffelen, maar zijn ook met een vriendelijk woord tevreden. Ze willen graag voor je werken, maar als er een konijn voorbijschiet, is dat even belangrijker dan welke baas dan ook.
Gebruik/functies:
Oorspronkelijk waren de samojedenhonden rendierhoe-ders, en werden gebruikt bij de jacht op ijsberen. Inciden-teel werden ze ingezet als sledehonden, maar alleen als er geen rendieren beschikbaar waren. Ook mochten ze van oudsher bij de mensen in de tent komen om de kinderen warm te houden.
Lichaamsbeweging:
Uiteraard moeten ze elke dag wandelen, maar zeker twee keer in de week moeten ze zich helemaal leeg kunnen rennen. Dat kan voor een trainingskar, een step, voor de fiets of naast de fiets, of gewoon los in een gebied dat goed omsloten is, en waar geen rijdend verkeer komt.
Verzorging:
Eigenlijk moet er elke dag even een borstel door de vacht, maar minimaal een keer in de week moeten ze echt goed gekamd worden, anders gaat de vacht klitten en vuil vasthouden. Als ze heel nat geworden zijn thuis even de poten in een emmer water, en de vacht laten drogen. De volgende dag borstelen en klaar…
Omgang met kinderen:
Samojeden zijn dol op kinderen en kunnen veel van ze hebben. Maar kinderen staan niet automatisch in rangorde boven de hond, dus hun pogingen kinderen als pups te verzorgen strookt niet altijd met onze opvattingen over hygiëne. Kortom, laat kleine kinderen nooit zonder toezicht bij een hond.
Uiterlijke kenmerken
Lichaamsbouw:
Een atletische bouw met voldoende borstdiepte en lichaamslengte om lenig bewegen mogelijk te maken. Zonder vacht zou er weinig verschil zijn tussen een samojeed en een Siberische husky. De houding van de hond moet het “vooruit willen” uitstralen.
Kleur:
De vacht is wit, met bisquit accenten vooral aan de oren, en soms lichtjes aan de flanken. De oogranden, de lippen de neus en de voetzolen moeten goed (zwart) gepigmen-teerd zijn. Ook de huid van de neusrug is onder de witte vacht vaak donker gekleurd.
Schofthoogte:
Bij teven 50 tot 53 cm, bij reuen 53 tot 56 cm. De lengte van het lichaam is iets langer. Er moet voldoende “lucht” onder de hond zitten om een lichtvoetig ganfwerk mogelijk te maken.
Ogen:
Donker bruin, met zwart gepigmenteerde oogranden.
Vacht:
De samojeed heeft een dubbele vacht. De ondervacht bestaat uit wol, die een stuk korter is dan schapenwol, maar ook gesponnen kan worden om kledingstuken van te maken. De bovenvacht bestaat uit langere rechte gladde haren, die aan het uiteinde een zilverganzende punt hebben.
Staart:
De staart is ook flink behaard en wordt meestal in een krul op de rug gedragen. Als de staart hangt reikt hij tot de hielen. De staart dient ter bescherming en isolatie van de snuit als de honden opgerold in de sneeuw liggen te slapen. Zonder staart kan een poolhond niet overleven.
Een stukje geschiedenis:
Alle samojeden stammen af van zo’n 20 honden, die eind 19de eeuw uit Siberie geïmporteerd zijn, of terug zijn gekomen van poolreizen. In 1909 is het ras in Engeland erkend en vanaf 1924 zijn er ook samojeden in Nederland.