Raskenmerken:
Éen van de 4 variëteiten van de Belgische Herder. De Groenendaeler is een herdershond van gemiddelde grootte met een weelderige zwarte langharige vacht, die zich uitstrekt over het hele lichaam en wat korter is rond hoofd, oren en benen. Ogen horen donkerbruin en amandelvormig van vorm te zijn. Aan de achterzijde van de benen hoort het haar langer te zijn, de zog. “vlaggen”aan de voorbenen en de “broek”aan de achterzijde.
Karakter:
Stoer, levendig, sociaal, intelligent, echte familiehond , waaks en geschikt voor africhting.
Gebruik/functies:
Huishond, waakhond, geschikt voor allerlei hondensporten zoals agility, flyball en frisbeesport.
Lichaamsbeweging:
Een paar keer per dag een lekkere wandeling zal hem stabiel en rustig houden.
Verzorging:
Normaal 5 minuten per dag kam- en borstelbeurt. In de ruiperiode moet men rekenen op 2 x 30 minuten onderhoud aan vacht en onder vacht.
Omgang met kinderen:
Mits de hond als pup opgegroeid is met kinderen en de kinderen de hond in waarde laten, is een gezin met kinderen totaal geen probleem
Uiterlijke kenmerken
Lichaamsbouw:
Vierkant van bouw, gespierd met voldoende bone, weelderige lange zwarte vacht, weelderige staart tot aan de hak, moedige en ook edele uitstraling. Kleine driehoekige oren, dicht bij elkaar geplaatst.
Kleur:
Zwart met eventueel kleine witte aftekening op de borst en tenen.
Schofthoogte:
Reuen tussen 60 en 65 cm hoog, teefjes tussen 58 en 62 cm hoog.
Ogen:
Donkerbruin of zwart, amandelvormig
Vacht:
Weelderige glanzende zwarte vacht, wat korter haar op benen, hoofd en oren. Vooral bij reuen weelderige kraag rond hals.
Staart:
Weelderig voorzien van langhaar, lengte tot aan hak en ruim bevederd.
Overige:
De opvoeding van de Groenendaeler dient het eerste jaar met zachte hand, maar consequent te geschieden. Veel kennismaken met nieuwe dingen, dieren en personen in de puppie tijd, zal een sociale stabiele hond op leveren, die ook echt lid van het gezin is.
Vooral niet geschikt als kennelhond, dan kwijnt hij weg.
Een stukje geschiedenis:
Ontstaan in België in een gebied rond Brussel, door het kruisen van verschillende zwarte schepershonden in de periode rond 1900. Nadat nakomelingen van deze kruisingen op een tentoonstelling geweest waren, is het ras snel erkend als Belgische herder, met 4 variëteiten: De Groenendaeler (langharig en zwart), de Tervuerense (bruin/ rosgevlamd langharig met een zwart masker), de Mechelse ( bruin/rosgevlamd kortharig met zwart masker) en de Laekense ( rosgevlamd/bruin ruwharig)